wetsvoorstel vbar
Blog

Wetsvoorstel VBAR aangepast: onderscheid in arbeidsrelaties (iets) duidelijker

De Tweede Kamer is met zomerreces, toch is er nieuws uit Den Haag: Eddy van Hijum, demissionair minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, heeft het wetsvoorstel VBAR aangepast. Hij hoopt hiermee wat onduidelijkheid weg te nemen rond de vaststelling of zzp’ers daadwerkelijk zelfstandig werken of toch in een verkapt dienstverband. De vraag is of hem dat ook is gelukt. 

10 July 2025
3 minuten
Zelfstandig Ondernemers
wetsvoorstel vbar
background shape

Allereerst: wat is er veranderd? In het wetsvoorstel Verduidelijking beoordeling arbeidsrelaties en rechtsvermoeden (VBAR) staat nu expliciet dat de criteria voor zelfstandig ondernemerschap voortaan even zwaar wegen als die voor een mogelijk dienstverband. Er is dus geen rangorde meer in de gehanteerde criteria. Voorheen vormden de ondernemerschapscriteria een aparte categorie, waarnaar pas werd gekeken als de aanwijzingen voor werknemerschap en zelfstandig werken elkaar in evenwicht hielden.  

In een recente uitspraak in de zaak Uber/FNV heeft de Hoge Raad echter benadrukt dat de kwalificatie van een arbeidsrelatie afhangt van een ‘holistische weging’ van negen gezichtspunten. Aangezien een van die gezichtspunten het ondernemerschap van de persoon betreft, ook wel het ‘extern ondernemerschap’ genoemd, moet dat even zwaar meewegen als alle andere gezichtspunten. Met andere woorden: per arbeidsrelatie moet de opdrachtgever dus zorgvuldig beoordelen of de ingehuurde kracht écht zelfstandig werkt. 

Het wetsvoorstel VBAR bevat vijf criteria die wijzen op werknemerschap: 

  1. De werkgevende is bevoegd om aanwijzingen en instructies te geven over de wijze waarop de werkende de werkzaamheden moet uitvoeren en de werkende moet deze ook opvolgen. 

  2. De werkgevende heeft de mogelijkheid om de werkzaamheden van de werkende te controleren en is bevoegd om op basis daarvan in te grijpen. 

  3. De werkzaamheden worden verricht binnen het organisatorisch kader van de organisatie van de werkgevende. 

  4. De werkzaamheden hebben een structureel karakter binnen de organisatie. 

  5. Werkzaamheden worden zij-aan-zij verricht met werknemers die soortgelijke werkzaamheden verrichten. 

Ook staan er vijf criteria in de wet die wijzen op werken als zelfstandige, ‘voor eigen rekening en risico’: 

  1. De financiële risico’s en resultaten van de werkzaamheden liggen bij de werkende. 

  2. De werkende zorgt voor een herkenbare en zelfstandige uitvoering van de werkzaamheden. 

  3. De werkende is in het bezit van een specifieke opleiding, werkervaring, kennis of vaardigheden, die in de organisatie van de werkgevende niet structureel aanwezig is. 

  4. Er is sprake van een korte duur van de opdracht en/of een beperkt aantal uren per week. 

  5. Kenmerken die wijzen op ondernemerschap van de werkende (buiten de arbeidsrelatie gelegen) voor soortgelijke werkzaamheden (extern ondernemerschap). 

Minister Van Hijum hoopt het verschil tussen werken als zelfstandige en als werknemer hiermee te hebben verduidelijkt. “Als je wordt aangestuurd in je werk en je loopt geen ondernemersrisico, dan ben je een werknemer en heb je recht op de zekerheid die daarbij hoort. En als je echt zelfstandig werkt en onderneemt, dan is daar alle ruimte voor.” 

Rechtsvermoeden van werkgeverschap

Met deze aanpassing van het wetsvoorstel wordt tevens een nieuw ‘rechtsvermoeden van werkgeverschap’ geïntroduceerd. Wie als zzp’er minder dan 36 euro per uur krijgt betaald, die kan een arbeidsovereenkomst claimen. Het is dan aan de opdrachtgever om het tegendeel aan te tonen. 
Deze grens is niet toevallig gekozen: gezien de kosten die zzp’ers zelf moeten maken voor, onder meer, hun pensioenvoorziening en diverse verzekeringen, geldt een lager uurtarief als onverenigbaar met een financieel zelfstandig bestaan. Het uurtarief dat bij dit rechtsvermoeden hoort, stijgt overigens jaarlijks mee met het minimumloon en wordt naar boven afgerond.  

Is het nu duidelijker?

Ja en nee. Het helpt dat in die ‘holistische weging van gezichtspunten’ alle criteria nu even zwaar meewegen. De minister zei eerder dat deze aanpassing van het wetsvoorstel geen invloed heeft op de huidige handhaving op schijnzelfstandigheid: de Belastingdienst werkt al met de holistische weging. Tegelijk is het lastig voor opdrachtgevers het zogeheten extern ondernemerschap van hun inhuurkrachten objectief te toetsen. Hoe weet je precies hoe zit met iemands eigen klanten, marketinginspanning of marktpositie? De praktijk zal moeten uitwijzen of dit beoordelingskader beter hanteerbaar is voor zowel zelfstandigen, opdrachtgevers als de Belastingdienst. 

Per wanneer?

De beoogde inwerkingtreding van het wetsvoorstel VBAR is op 1 juli 2026, waarbij er geen overgangsrecht is opgenomen. Dat betekent dat de maatregelen in dit wetsvoorstel dan onmiddellijk van kracht zijn – en dus van toepassing zijn op elke arbeidsrelatie die op 1 juli 2026 bestaat of die na die datum ingaat. Overigens moeten de Tweede Kamer en de Eerste Kamer dit wetsvoorstel nog behandelen, waarschijnlijk gebeurt dit pas na de Tweede Kamerverkiezingen van 29 oktober 2025. 

Ook nog in de pijplijn

VVD, CDA, D66 en SGP hebben intussen gewerkt aan een alternatief wetsvoorstel, de Zelfstandigenwet, dat eveneens beoogt meer duidelijkheid te scheppen over wanneer iemand als zelfstandige mag werken. Zij stellen voor drie toetsen te hanteren:  

  • de zelfstandigentoets: werkt iemand daadwerkelijk als ondernemer?) 

  • de werkrelatietoets: wat is de relatie tussen opdrachtgever en -nemer, is er bijvoorbeeld een gezagsrelatie of sprake van inbedding in de organisatie? 

  • de sectorale toets: voor sectoren met een verhoogd risico op schijnzelfstandigheid kunnen aanvullende criteria gelden. 

De internetconsultatie voor dit wetsvoorstel is eind juni gesloten. Na eventuele aanpassingen zal dit wetsvoorstel naar de Raad van State gaan en daarna worden voorgelegd aan de beide Kamers. Ook dat zal waarschijnlijk pas na de verkiezingen gebeuren. Of dan zal worden gekozen tussen beide wetsvoorstellen of er wellicht een middenweg mogelijk is, dat is straks aan de (nieuwe) Tweede Kamer. 

Deel dit artikel

Logo Zelfstandig Ondernemers
Geregeld